zaterdag 12 januari 2019

Een dag op een democratische school

Als ik rond half tien de school binnenkom zitten de drie jongens in de lunchruimte. De oudste, Daan, doet een spelletje op de tablet. Zo ook zijn broertje Steven, met Andre vlak achter zich, die geboeid met hem meekijkt. Twee blonde jongens van zeven, bijna acht.

Steven merkt terloops op dat ze vandaag een nieuw spel gaan krijgen, ‘een schietspel wat eigenlijk alleen voor grotere kinderen is’. De aanwezige volwassenen, gaan naar de keuken waar thee, koffie en koekjes te vinden zijn. We krijgen het over onze ideeën over het gamen op school. Over het verschil tussen educatieve en animerende games, over beeldschermtijd en over
een individueel beeldschermplan versus een algemeen beleid. Er wordt besloten om hier snel een ouder-kring over te beleggen.

Terwijl we daar staan komen de jongens de gang op. Hoewel er nog geen afspraken gemaakt zijn over hoeveel een wat er gegamed mag worden, zijn ze er wel uit zichzelf mee gestopt. In de schoolkring van afgelopen maandag is afgesproken dat ze deze week nog mogen rennen en voetballen. En daarvan wordt door hen dankbaar gebruik gemaakt.
Even later spelen ze Larp in het theater-lokaal en ik besef dat ik het ingediende voorstel: ‘we mogen op school harp spelen’, verkeerd gelezen had. De jongens gaan elkaar spelenderwijs te lijf met zelfgemaakte wapens. We bekijken het dynamische spel door de glazen deur. Ouder Jan vraagt zich hardop af wat hier het educatieve karakter van is. Er klinkt niet zozeer twijfel in zijn stem, eerder een zoeken naar. Eigenlijk doen ze nu de zojuist gespeelde games na. Wat ze stilzittend, visueel beleefd hebben wordt nu in vurige actie omgezet. En wat het educatieve karakter betreft: hier wordt vol overgave motorisch ontwikkeld, ruimtelijk inzicht getraind, sociale vaardigheden gekweekt en bovenal plezier gemaakt.


Rob, de opa van Andre, komt binnengewandeld. Voordat hij aan het klussen gaat werpt hij een blik op de ravottende jongens. Hij vraagt Andre of hij hem wil komen helpen. Andre loopt gedwee achter zijn grote opa aan, de werkplaats in.

Er komt een berichtje binnen dat we meubels op mogen komen halen in een dorp verderop. Een basisschool doet gratis haar oude inboedel van de hand. We bespreken wie er mee wil. Er worden allerlei constructies bedacht maar besluiten ten slotte allemaal gewoon op school te blijven. Binnenkort zal
Alexander een vrachtwagentje huren zodat al het bruikbaars in een keer opgehaald kan worden.

Even later doen we een gezelschapsspel, ‘Kups’, genaamd. Normaal gesproken wordt het op campings of in de achtertuin gespeeld maar een theater-lokaal blijkt zich er ook prima voor te lenen.

De jongens hebben toch geen zin om naar buiten te gaan, waar het maar amper een graad of drie is vandaag. Team Janssen (Steven en Daan) en Team De Jong (Andre en ik) spelen tegen elkaar. Er moeten blokjes omvergegooid worden om zo snel mogelijk het kasteel te veroveren. Steven en Daan kennen het spel en weten ons de regels goed uit te leggen. De term ‘stoklengte’ wordt ingebracht door Eva. We onderzoeken wat dat in dit spel inhoudt en welke afstand er mee bedoeld wordt. Er wordt met enthousiasme gepseeld. Als ik voorstel om veel te oefenen zodat we misschien mee kunnen doen met de wereld kampioenschappen Kups kijkt met name Daan mij welwillend aan.
We spelen het spel een keer of drie. Als Daan even later toch liever iets anders gaat doen stelt Eva voor om Steven’s compagnon te zijn. Dat vindt hij goed. Niet veel later doen zij samen een ‘high-foot’, met de voeten tegen elkaar in plaats van de handen. ‘high-foot’, zegt Daan, ‘dat betekent eigenlijk hoog-eten’.

Wanneer Andre een van de stokjes werpt komt deze per ongeluk op de knie van Steven terecht. Hij trekt zijn been omhoog maar slaat er verder weinig acht op. Andre zegt vervolgens ietwat onverstaanbaar ‘ga maar een beetje aan de kant zitten’, in de hoop hem niet nog eens te raken. Ik moedig hem aan het wat duidelijker te zeggen, zodat zijn aardige gebaar gehoord wordt. Dat doet Andre. Steven knikt en schuift een stukje op.

Van het spel hebben we honger gekregen. Rond een uur of twaalf gaan we aan tafel. Behalve salades en boterhammen komen de tablets weer tevoorschijn en dit keer worden er eerder gemaakte filmpjes en foto’s getoond. ‘Kijk’, zegt Daan, ‘dit ben ik toen ik nog maar twee tellen oud was, vies he’. En Steven laat een filmpje zien waarin hij als een ware acteur doet alsof hij huilt. Andre vindt het
maar wat interessant en gaat weer schuin achter zijn maatje zitten om niets te hoeven missen. Ook komt er een filmpje tevoorschijn wat de broers op hun vorige school gemaakt hebben. Steven laat een foto van een meisje van vijf zien die daar ook zat, ‘die was heel schattig’. En Daan vindt ineens een foto van de caravan; ‘die is wel 7,5 meter he’, zegt hij trots. Hij staat op om grote stappen door het lokaal te zetten zodat we kunnen zien dat het echt heel lang is, 7,5 meter.

Steven haalt een flesje haarspray of iets dergelijks uit zijn tas. Hij modelleert zijn dikke blonde haar zodat er een vlotte lok ontstaat. Hij doet me denken aan de miniatuur versie van schrijver Henk van Straten. Heerlijk ongegeneerd ijdel.

Na het eten hebben de jongens zin in nog een partijtje voetbal. Andre en Steven hebben elkaar helemaal gevonden en trappen er lustig op los. Daan trekt zich nu wat terug. In het halletje voor het kantoor zit hij in stilte foto’s te bewerken. Af ten toe laat hij ons zien wat er van geworden is en samen lachen de jongens erom. Om de feestvreugde te vergroten vraagt Steven of er muziek bij aan
mag. Goed dat hij kenbaar kan maken wat hij wil. De heren luisteren graag muziek. Een radio zou een goede aanwinst zijn.

Na een paar uurtjes op een Democratische School doorgebracht te hebben zie ik het grote verschil met het reguliere basisonderwijs; de kinderen mogen gehoor geven aan een grote drang, aan een universeel verlangen: de behoefte aan beweging.

De schoenen gaan uit, truien belanden op de grond, er wordt gesprongen, er wordt gejuicht, er wordt gestreefd naar het beste in jezelf. De bal kan hoger, hij kan harder. Ook een echte voetbal kan op het lijstje van aan te schaffen spullen, net zoals een paar bokshandschoenen. Bewegen willen ze, trappen en stoeien. Krachten leren kennen, die van zichzelf en die van de ander.

Het voetbalspel wat Steven en Andre spelen vraagt om een scorebord, bedenk ik me. Karton en stiften zijn voor handen, ik ga naast ‘het voetbalveld’ zitten en begin met het schrijven van cijfers. Binnen enkele seconden zitten de jongens naast me en nemen ze het gretig van me over. Samen oefenen ze op het getal ‘6’, hoe schrijf je die ook alweer? We gaan bordjes maken met alle cijfers erop. In de
werkplaats vinden we stanley-messen, een werktafel en ook de stiften worden er bij gehaald. Als het karton op is loopt Andre naar het theater-lokaal, bewapend met zijn stanleymes. ‘ik weet niet of ik levend terugkom hoor, maar goed’, merkt hij droogjes op. Leuk dat hij op deze manier van zich laat horen, zichzelf laat zien. Als ik om hem lach zie ik een glimlach op zijn gezicht.

Terwijl we zo druk bezig zijn komt ook ‘Dayman’ een kijkje nemen. Ik noem hem ook zo. Ik kan niet aan hem zien of hij dit leuk vindt. Steven heeft ondertussen het initiatief genomen om de cijfers in te kleuren en om hier een patroon in te laten ontstaan. Daan maakt de tien met allerlei kleurtjes ‘dit wordt een disco-tien’, zegt hij blij. Ik zeg dat ze dat natuurlijk van papa hebben, dingen mooi maken. Ze knikken allebei instemmend. Andre heeft zich helemaal toegelegd op het snijden van het karton. Zo heeft ieder zijn taak gevonden en wordt er als vanzelfsprekend samengewerkt. De 5 hoeft volgens Steven niet ingekleurd te worden, ‘die doen we gewoon open en bloot’, zegt hij serieus, alsof het een
vakterm is. Niet veel later wordt er weer volop gevoetbald en aanverwante spelletjes gespeeld, de score wordt nu heel goed bijgehouden. Als ik rond twee uur mijn jas aan doe om te vertrekken zie ik dat Daan de cijfer-reeks meegenomen heeft naar het speel-lokaal om ze daar klaar te zetten voor de kinderen die daar gaan spelen. We hebben twee reeksen gemaakt, ‘we zetten de gekleurde cijfers voor ze neer, dat vinden ze leuk’. Ik benoem dat ik dat heel lief van hem vindt.

Als ik vertrek is het speel-lokaal gezellig gevuld. Evi bij het keukentje, net als broer Andre en Steven. Daan met het poppenhuis. ‘Lekker mijn eigen huis inrichten’....

Zoals we onze dag helemaal zelf vormgaven....